Geplaatst op 12 mei 2020
Verplichte aansluiting bij pensioenfondsen; op welk moment vangt de verjaring aan en wat is hiervoor de termijn?
Regelmatig komt het voor dat een onderneming zich niet realiseert dat (mogelijk) sprake is van een aansluitverplichting bij een pensioenfonds. Pas na een aanschrijving door het pensioenfonds volgt dan een aansluiting met terugwerkende kracht, al dan niet na het voeren van een pittige discussie hierover. Ook gebeurt het regelmatig dat pas later blijkt dat over het verleden geen, onjuiste of onvolledige gegevens bij het pensioenfonds zijn aangeleverd, ondanks dat wél sprake is van een aansluiting, hetgeen leidt tot een aanvullende premie over het verleden. De vraag die dan steeds terugkeert, is de vraag tot hoever het pensioenfonds terug kan gaan bij het verhalen van de pensioenpremies. Met andere woorden, kan een werkgever in deze situatie een succesvol beroep doen op verjaring als sprake is van premies over een periode langer dan vijf jaar terug? Zowel de literatuur als de jurisprudentie laten een verschillend beeld zien, zowel over het aanvangsmoment van de verjaring als over de termijn.
Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2015:7254) oordeelde in 2015 dat in een situatie van een aansluitingsverplichting met terugwerkende kracht een eventuele verjaring van pensioenpremies pas aanvangt op het moment van de constatering van de verplichting, derhalve een onbeperkte terugwerkende kracht. Immers, het pensioenfonds zal er wel voor zorgen dat de premies vanaf dit moment binnen vijf jaar in rekening worden gebracht.
Dit oordeel werd bevestigd door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2017:3886). De uitleg van het uitvoeringsreglement van het betreffende pensioenfonds werd hierin als leidraad genomen. De premies zijn pas opeisbaar twee weken nadat de factuur hiervoor is verzonden, op dat moment gaat ook de verjaringstermijn lopen. De termijn zelf werd op vijf jaar gesteld.
In 2016 oordeelden het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2016:2294) en de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2016:2905) echter anders. In deze uitspraken werd geoordeeld dat voor het verstrekken van deelnemersgegevens een verjaringstermijn van 20 jaar geldt met terugwerkende kracht vanaf het moment van aanschrijving en dat voor het betalen van premies een termijn van vijf jaar vanaf datzelfde moment geldt.
Meer recent oordeelde Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8464) in tegenstelling tot haar eerdere arrest dat het uitvoeringsreglement niet bepalend mag zijn voor de vraag wanneer de verjaringstermijn gaat lopen. In dit arrest overwoog het Gerechtshof dat op grond van de Wet Bpf 2000 van rechtswege een aansluitplicht geldt, maar dat pensioenfondsen in feitelijke zin pas bekend kunnen zijn met pensioenpremievorderingen wanneer zij (redelijkerwijs) bekend zijn met de verplichte deelneming van de werkgever. De vordering ontstaat dan ook op dat moment, en niet op het moment van de van rechtswege aansluiting en vanaf dat moment gaat de termijn (van vijf jaar) lopen.
Nog recenter sloot Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2020:1198) toch weer aan bij het uitvoeringsreglement, zoals Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eerder ook deed. De betalingstermijn van de factuur doet dus de termijn voor verjaring aanvangen, waarbij de termijn weer op vijf jaar is gesteld.
Tot slot komt in de literatuur ook een stroming voor die van mening is, dat het niet aansluiten bij een pensioenfonds kwalificeert als een onrechtmatige daad met een verjaringstermijn van 20 jaar. Kortom, zowel over het aanvangsmoment van de verjaring als over de verjaringstermijn bestaat veel onduidelijkheid. Een uitspraak van de Hoge Raad is dan ook zeer wenselijk!! Temeer nu zowel het aanvangsmoment als de termijn voor de betrokken ondernemer zeer vergaande (financiële) gevolgen kan hebben.
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Wij informeren u graag.
mr. Linda Evers MPLA
Afspraak online/telefonisch