Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Nieuwsbrief

Geplaatst op 02 juni 2022

Regeling vervroegd uittreden

Per 22 januari 2021 is de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in werking getreden. In grote lijnen voorziet deze wet in mogelijkheden om flexibele keuzes te maken. Dit ten aanzien van opgebouwd pensioenkapitaal uit de tweede en derde pijler, door het fiscale kader daarop aan te passen.

Pensioen is een bruto product en dat moet uiteindelijk netto bij de gerechtigde belanden.

 

In dit artikel wordt op de Regeling vervroegd uittreden (RVU) gefocust. Deze regeling geeft oudere werknemers de kans om kort voorafgaand de pensioendatum uit dienst te laten treden. Werkgevers en werknemers kunnen overeenkomen dat een werknemer kort voorafgaand de pensioendatum en/of AOW-datum uit dienst treedt. De werknemer ontving dan vaak een ontslagvergoeding.

Feiten en omstandigheden

Op een gegeven moment is het overheidsbeleid gaan focussen op langer doorwerken. Zodoende moest vervroegd uittreden ontmoedigd worden. Als een vertrekregeling kwalificeert als RVU in de zin van art. 32ba Wet op de Loonbelasting 1964.
In haar arrest van 22 juni 2018, heeft de Hoge Raad een uitleg gegeven welke vertrekregeling kwalificeert als een RVU.[1]

Wanneer een vertrekregeling wordt aangemerkt als RVU, dan dient de werkgever over de gehele ontslagvergoeding 52% extra loonbelasting te betalen – ook wel bekend als de ‘RVU-boete’. Daarnaast dient de werknemer Conform de Wet IB 2001 inkomstenbelasting over de ontslagvergoeding te voldoen.

Het zal niet verbazen dat de RVU-heffing een aanzienlijke ontmoediging voor werkgevers vormt om werknemers vervroegd te doen uittreden. Met de versoepeling van de RVU-regeling kan de RVU-boete onder een aantal voorwaarden achterwege blijven.

Maximaal drie (3) jaren voorafgaand aan de AOW-ingangsdatum kan de RVU-regeling worden toegepast. Het gevolg is dat de werkgever geen heffing over de RVU-uitkeringen hoeft te voldoen. Enkel de werknemer zal dus over de RVU-uitkeringen inkomstenbelasting moeten afdragen.

Ook zal de RVU-uitkering per maand niet hoger mogen zijn dan de bruto AOW-uitkering voor alleenstaanden, te hanteren in het jaar waarin de RVU-vergoeding wordt uitgekeerd. In 2022 geldt dat de RVU-uitkering (omgerekend) per maand niet hoger dan € 1.874,- bruto mag zijn. Een lumpsum in 2022 kan dan maximaal 36 x € 1.874,- = € 67.464,- bedragen. Kiest men voor een periodieke uitkering, of ieder jaar een uitkering toeziend op het betreffende jaar, dan kan de totale hoogte verschillen doordat jaarlijks de hoogte van de AOW-uitkeringen wordt aangepast.

De vrijstelling valt uiterlijk tot en met 31 december 2025 overeen te komen, waarbij de werknemer op die datum een leeftijd heeft die maximaal 36 maanden vóór de AOW-datum ligt.

Conclusie

Is de RVU-regeling per definitie een voordelige regeling? Dat is niet zonder meer een gegeven. In 2022 bedraagt de maximale transitievergoeding € 86.000,-, waarbij in ontslagsituaties zonder wederzijds goedvinden, de werknemer via het UWV of de kantonrechter ontslagen zal moeten worden. De oplettende werknemer doet er dus verstandig aan om eventuele gesprekken met zijn werkgever over vervroegde uittreding vanuit een breder perspectief te bekijken.

Mochten werkgever en de ‘oudere werknemer’ overeenkomen dat ontslag met wederzijds goedvinden plaatsvindt, en de werknemer een transitievergoeding ontvangt, ook dan is oplettendheid geboden. Als de vergoeding dient ter overbrugging of aanvulling van de (gewezen) werknemer tot de pensioendatum, dan kan een ontslagvergoeding kwalificeren als RVU indien aan de overige vereisten van art. 32ba Wet LB 1964 is voldaan.

mr. M.K.A. van Slagmaat

[1] Eerder heeft de Hoge Raad in haar uitspraak van 13 mei 2016 bevestigd dat de beweegredenen van de werkgever om tot het aanbieden van een dergelijke regeling over te gaan, niet relevant zijn, zie Hoge Raad 13 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:827, r.o. 2.3.2.).

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*