Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Nieuwsbrief

Geplaatst op 18 januari 2023

Partnerpensioen herzien onder de WTP

Op 22 december 2022 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen (WTP). Begin 2023 zal ook de Eerste Kamer de wet gaan behandelen. De verwachting is dat de WTP op 1 juli 2023 in werking treedt, met een overgangstermijn van 3,5 jaar. De WTP brengt veel wijzigingen met zich mee, zo ook voor het partnerpensioen.

Het doel van de wijzigingen in het nabestaandenpensioen is gelegen in het voorkomen van schrijnende situaties. De wijzigingen zouden de risico’s voor nabestaanden moeten verkleinen en het nabestaandenpensioen standaardiseren, adequater en begrijpelijker maken.

Uniform partnerbegrip

Eén van de wijzigingen ziet op het uniforme partnerbegrip. Onder de huidige wet kunnen sociale partners zelf invulling geven aan de partnerkwalificatie. Door de voorwaarden die pensioenuitvoerders stellen, vallen bepaalde partners soms buiten de boot (denk aan voorwaarden voor samenwoners). Het verschil in kwalificatie leidt tot onduidelijkheid, vandaar de keuze voor een ‘uniform’ partnerbegrip gewijzigd in artikel 1 van de Pensioenwet. De persoon met wie een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, wordt ook als partner gezien.

In artikel 2a Pensioenwet is vervolgens opgenomen wat onder gezamenlijke huishouding kan worden verstaan;

‘1. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding indien de betrokkenen een notarieel verleden samenlevingscontract hebben gesloten of sprake is van een samenlevingsverklaring en wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede of derde lid.’

In lid 2 en lid 3 wordt vervolgens geduid wat onder een gezamenlijke huishouding kan worden verstaan in geval van een bepaald en een onbepaald partnerpensioen.

Partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum

Een andere belangrijke wijziging kan gevonden worden in de vormgeving van het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum, hetgeen enkel nog op risicobasis plaats kan vinden (nieuwe artikel 16 Pensioenwet). De fiscaal gemaximeerde hoogte van de dekking wordt gewijzigd van 70% naar 50% van het te bereiken ouderdomspensioen (waarbij geen rekening hoeft te worden gehouden met een franchise). Daartoe wordt artikel 18b Wet LB gewijzigd. Daarnaast wordt het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum diensttijdonafhankelijk. Hierdoor is de hoogte van het partnerpensioen niet langer afhankelijk van het arbeidsverleden.

Einde dienstverband

Ook werd in de Memorie van Toelichting gesproken over het doel de risico’s bij beëindiging van het dienstverband te verminderen. Daartoe werd een verplichte uitloopperiode van drie maanden voorgesteld, gedurende welke periode de risicodekking voor het partnerpensioen werd voorgezet. Het is echter mogelijk om in de pensioenovereenkomst een uitloopperiode van zes maanden overeen te komen (zie nieuw artikel 55 Pensioenwet).  

Op grond van de huidige wet wordt voor de hoogte van het partnerpensioen tijdens de WW-periode gekeken naar het aantal dienstjaren voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband. De overheid heeft daartoe voorgesteld om de risicodekking voor het partnerpensioen voort te zetten conform de dekking voorafgaand aan de WW-periode.  Voor de hoogte van de dekking wordt dan rekening gehouden met de omvang van de werkloosheid. In het gewijzigde artikel 55 Pensioenwet wordt tevens een voortzetting van de dekking gedurende de Ziektewet-periode opgenomen.

Conclusie

De Tweede Kamer heeft inmiddels ingestemd met de WTP, waardoor het wetsvoorstel nu ter behandeling bij de Eerste Kamer ligt. Pensioenuitvoerders zullen zich gaan voorbereiden op de aanstaande wijzigingen in hun pensioenregeling(en), ook voor wat betreft het partnerpensioen. Gelet op de overgangsperiode dienen de pensioenregelingen vanaf 1 januari 2027 te voldoen aan de vereisten van de wet.

Interessant wordt om te zien hoe pensioenuitvoerders om zullen gaan met de partner-kwalificatie. Daartoe kleurt het nieuwe artikel 2a Pensioenwet het begrip ‘gezamenlijke huishouding’ verder in. Pensioenuitvoerders zullen daar dan ook invulling aan moeten gaan geven. In de praktijk zal blijken hoe pensioenuitvoerders om zullen gaan met het aantonen van een gezamenlijke huishouding nadat de (gewezen) deelnemer is overleden, hetgeen mogelijk tot discussie kan leiden.

Gommer & Partners Pensioen Advocaten kan u uiteraard adviseren als u in een discussie terechtkomt met de pensioenuitvoerder. Neem gerust contact op met ons kantoor om de mogelijkheden te bespreken.

Dit artikel is geschreven door mr Suus van Ingen.

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*