Geplaatst op 20 april 2022
Inspanningsverplichting toeslagverlening
In een geschil voor de rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter zich onlangs uitgelaten over de inspanningsverplichting tot toeslagverlening. Een interessante overweging leidde tot het oordeel dat er geen aanvullende storting in het toeslagdepot hoefde plaats te vinden. Dit terwijl aanvankelijk niet werd voldaan aan de inspanningsverplichting.
Feiten en omstandigheden
Tussen partijen was een toeslagregeling van toepassing, op grond waarvan een voorwaardelijk recht op indexatie bestond. Eind 2017 had het depot waaruit de toeslagen op de ingegane pensioenen werden betaald echter geen saldo meer. Daarbij werd de toekomstige toeslagverlening afhankelijk van de op dat moment daartoe beschikbare middelen. In de jaren daarna zijn de pensioenen vervolgens niet meer verhoogd.
Met ingang van februari 2021 werd de uitvoeringsovereenkomst opgezegd. De contractuele mogelijkheid tot verhoging van het opgebouwde pensioen werd hiermee tevens beëindigd. Een tweetal pensioengerechtigden vorderden vervolgens een storting van een aanvullende koopsom in het depot, om zo het indexatieperspectief in stand te houden.
Uit hoofde van goed werkgeverschap zou er sprake zijn van een inspanningsplicht, op grond waarvan het indexatieperspectief open diende te blijven. Gedaagde stelde echter niet gehouden te zijn een bedrag in het depot te storten om zo indexatie mogelijk te maken. Zij zou immers enkel beschikken over publieke middelen die daar niet voor bedoeld zijn.
Beoordeling rechtbank
Het geschil spitste zich toe op de vraag of op gedaagde een inspanningsverplichting rustte, uit hoofde van goed werkgeverschap, om toeslagverlening mogelijk te maken én of gedaagde aan die inspanningsverplichting had voldaan.
Het bestuur van gedaagde had zonder overleg met de Staat besloten dat nader onderzoek naar de mogelijkheid tot bijstorting niet nodig was. Hiermee werd volgens de kantonrechter niet voldaan aan de inspanningsplicht, hetgeen in strijd was met het beginsel van goed werkgeverschap.
Na de mondelinge behandeling heeft gedaagde alsnog contact opgenomen met de Staat en haar verzocht in te stemmen met een storting in het toeslagendepot. Dit om zo de pensioenen in de toekomst gedeeltelijk te kunnen verhogen. Het ministerie van VWS heeft echter in reactie daarop laten weten niet in te stemmen met het verzoek. Hierbij werd de vergelijking gemaakt met (het gebrek aan indexatie van) de pensioenen van ambtenaren. Een weging van belangen maakte volgens het ministerie dat een storting in het depot niet redelijk was.
De kantonrechter achtte dit standpunt niet onredelijk. Daarbij werd tevens de pensioenregeling van gedaagde vergeleken met de pensioenregeling van de meeste andere Nederlandse werknemers. Volgens de kantonrechter verkeerden de oud-werknemers van gedaagde reeds in een zeer gunstige positie, doordat zij onder een eindloonregeling vielen en hun pensioenopbouw na de beëindiging van het dienstverband werd voortgezet tot pensionering. De daarbij behorende backservice werd door de kantonrechter aangemerkt als vorm van indexatie.
Conclusie
Concluderend oordeelde de kantonrechter dat gedaagde inmiddels wél aan de inspanningsverplichting had voldaan, door navraag te doen bij het ministerie. Er was dan ook geen sprake (meer) van strijd met het beginsel van goed werkgeverschap. De inspanningsplicht vergt dan ook enige ‘inspanning’, waardoor een enkele mededeling niet volstaat. Opvallend is dat door achteraf handelen, alsnog werd voldaan aan de inspanningsverplichting. Het is echter beter dit op voorhand te doen, door middel van een gedegen onderzoek en motivering van het besluit. Hierin kan Gommer & Partners u uiteraard adviseren.