Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Nieuwsbrief

Geplaatst op 18 juni 2020

Het prepensioen van uw werknemer loopt af; moet u hem weer in dienst nemen?

Stel, u heeft al geruime tijd een werknemer in dienst. Die werknemer heeft recht op een vervroegde pensioenregeling, het zogenoemde FLO-overgangsrecht (FLO staat voor Functioneel Leeftijdsontslag). Oftewel: uw werknemer kan vanaf mei 2010, op 55-jarige leeftijd de keuze maken tussen gewoon doorwerken, gefaseerde vervroegde uitdiensttreding, óf direct met verlof gaan (tegen een uitkering van 80% van de voor hem geldende inkomensgrondslag). Uw werknemer kiest voor gefaseerde vervroegde uitdiensttreding.

In een later stadium wordt – wegens bezuinigingen – een nieuw beleid ontwikkeld, waardoor het voor uw werknemer niet langer mogelijk is om langer (gefaseerd) door te werken. U verleent uw werknemer vervolgens, vanaf 2013, verlof voor de duur van vier jaren (tot aan zijn 65-jarige leeftijd, op dat moment de geldende AOW-leeftijd) tegen doorbetaling van 80% van de geldende inkomensgrondslag.

Verhoging AOW-leeftijd

Nu wil het geval dat, in de tussentijd, de AOW-gerechtigde leeftijd is verhoogd. Een en ander betekent voor uw werknemer dat hij, vanaf juni 2020 tot aan het bereiken van zijn ‘nieuwe’ AOW-leeftijd in september 2021, een zogenoemd ‘slapend dienstverband’ zal hebben (géén verplichting tot werkzaamheden en géén uitbetaling salaris of uitkering). Het eerdergenoemde FLO-overgangsrecht voorziet eveneens niet in een financiële tegemoetkoming in deze fase.

Uw werknemer zit met de handen in het haar en stapt naar de voorzieningenrechter: hij wil vanaf juni 2020 weer een fulltime functie in uw onderneming gaan vervullen, een en ander tot aan zijn AOW-leeftijd. Er is immers een aanzienlijk inkomensgat en hij wil zijn ABP-keuzepensioen niet nu al gaan aanspreken, omdat dit zal leiden tot een levenslang lager pensioen. Op zich een begrijpelijk standpunt van uw werknemer.

Wat vindt de voorzieningenrechter hiervan?

De rechter neemt echter als uitgangspunt dat de werknemer al vanaf 2010 gebruik maakt van het FLO-overgangsrecht – en dus vanaf die tijd al afstevent op een vervroegde uitdiensttreding. De keuze die de werknemer toentertijd heeft gemaakt is onomkeerbaar. Het FLO-overgangsrecht voorziet, op dit moment in ieder geval, namelijk helemaal niet in de mogelijkheid om de eerder gemaakte keuze om vervroegd uit dienst te treden terug te draaien, aldus de rechter. (Rechtbank Amsterdam, 27 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2701)

Het verzoek van de werknemer is gezien de financiële gevolgen heel begrijpelijk – en wellicht had hij destijds andere keuzes gemaakt als hij had geweten dat de AOW-leeftijd zou worden verhoogd. Maar de verplichting om de werknemer een betaalde baan aan te bieden, zo beredeneert de rechter verder, staat in principe haaks op het idee van vervroegde uitdiensttreding.

Bovendien kan de werknemer altijd een ontslagverzoek indienen en/of op een andere functie solliciteren, al dan niet bij een andere werkgever. Wanneer hij dit niet doet, dan bestaat er vervolgens géén extra zorgplicht voor de werkgever om de werknemer weer een functie aan te bieden. De werknemer heeft simpelweg, in 2010, de keuze gemaakt gefaseerd te willen stoppen met werken: case closed.

Conclusie

De keuze van uw werknemer – in een eerder stadium – om gebruik te maken van een FLO-regeling en dus gefaseerd te stoppen met werken, kunt u – in een later stadium – wel degelijk tegen hem inroepen, temeer als die FLO-regeling niet voorziet in een herroepingsbeding.

Verkeert u in een situatie als het voorgaande? En vraagt u zich af in hoeverre u uw werknemer – in uw specifieke situatie – kan houden aan zijn keuze om eerder te stoppen met werken? Neem dan vooral contact op dan kunnen wij, indien van toepassing, meteen eens met u meedenken of het inkomensgat van uw werknemer gecompenseerd zal moeten worden. 

mr Matthijs Reek

 

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

 

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*