Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Nieuwsbrief

Geplaatst op 18 juli 2024

De verschillen in hoofdzakelijkheid

Meerdere bedrijfstakpensioenfondsen hanteren een hoofdzakelijkheidscriterium in het Verplichtstellingsbesluit. Daarmee wordt de werkingssfeer van het betreffende fonds gekaderd. Aan de hand van het hoofdzakelijkheidscriterium, wordt naast de werkingssfeer bepaald of een onderneming onder het besluit kwalificeert. En hierdoor van rechtswege gehouden is tot aansluiting. In het geval het Verplichtstellingsbesluit een hoofdzakelijkheidscriterium kent, is de beoordeling afhankelijk van de mate waarin de activiteiten van de onderneming onder het besluit kwalificeren.

De toets van hoofdzakelijkheid

Bij het doen van onderzoek naar de toepasselijkheid van een Verplichtstellingsbesluit, kan de toets van hoofdzakelijkheid een doorslaggevend criterium zijn. Met het ‘hoofdzakelijkheidscriterium’ wordt dan bedoeld dat bijvoorbeeld voor meer dan 50% activiteiten/werkzaamheden worden verricht die kwalificeren onder het besluit. In de beoordeling van die 50%, kan dan het loonbedrag, de omzet of het aantal arbeidsuren doorslaggevend zijn. Dit kan per bedrijfstakpensioenfonds een andere toets opleveren.

Omzetcriterium

Bijvoorbeeld het Verplichtstellingsbesluit van Bpf Foodservice & Groothandel in Levensmiddelen. Uit dit besluit volgt wanneer een onderneming onder het besluit kwalificeert, waarvoor ook een omzetcriterium van meer dan 50% geldt. Behalve enkele aanvullende kwalificaties, dient in ieder geval meer dan 50% van de omzet behaald te worden met de verkoop van de in het Verplichtstellingsbesluit genoemde goederen en/of diensten. In het vervolg wordt dan nog ingegaan op enkele gespecialiseerde groothandels en aangegeven wat onder omzet wordt verstaan. In de beoordeling van een eventuele aansluitplicht, zijn voor dit bedrijfstakpensioenfonds dan de omzetgegevens van belang.

Arbeidsurencriterium

Het Verplichtstellingsbesluit van Bpf PME (Metalektro) bevat tevens een hoofdzakelijkheidscriterium. Voor de vraag of in hoofdzaak activiteiten worden verricht in de zin van het Verplichtstellingsbesluit van PME, is het aantal arbeidsuren besteed aan PME-activiteiten bepalend. Van het in hoofdzaak PME-activiteiten verrichten, ‘is sprake als dat gewoonlijk meer dan 50% is van het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij de werkgever in dienst zijnde werknemers.’

In het geval van een dergelijk urencriterium, kan geschil ontstaan over welke uren daaraan dienen te worden toegerekend. Daarvoor formuleert het Verplichtstellingsbesluit enkele specifieke activiteiten, maar wordt ook verwezen naar werknemers in ondersteunende functies. Voor werknemers in ondersteunende functies of behorende tot de overhead, kan toerekening naar evenredigheid plaatsvinden. De beoordeling van een aansluitplicht bij Bpf PME, vindt dan ook mede plaats aan de hand van de arbeidsuren van het werknemersbestand. Bij grote wijzigingen in het werknemersbestand en het aantal arbeidsuren, kan de beoordeling van een mogelijke aansluitplicht anders uitvallen.

In de beoordeling van een mogelijke aansluitplicht bij Bpf PME, is ook het Verplichtstellingsbesluit van Bpf PMT relevant. De werkingssferen van de besluiten van beide bedrijfstakpensioenfondsen verhouden zich immers tot elkaar. Daarom is een toets aan beide Verplichtstellingsbesluiten van belang, om te beoordelen of en zo ja bij welk bedrijfstakpensioenfonds sprake is van een verplichte aansluiting. Hoewel in beide besluiten wordt aangesloten bij het arbeidsurencriterium, acht PME het aantal in de arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidsuren doorslaggevend. Door PMT wordt daarentegen gekeken naar de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en daaraan bestede arbeidsuren. Dit is een andere toets, waarvoor niet alleen de arbeidsovereenkomsten benodigd zijn maar ook een overzicht van het aantal daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en de daaraan daadwerkelijk bestede uren.

Looncriterium

Ten slotte zijn er ook nog Verplichtstellingsbesluiten waarin een looncriterium is opgenomen. Zo bepaalt het Verplichtstellingsbesluit van Bpf Detailhandel dat dit besluit niet van toepassing is op werknemers in dienst van een werkgever, ‘in wiens onderneming de detailhandel in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid.’

In het vervolg van het besluit, worden nog enkele omschrijvingen gegeven van wat onder een werkgever kan worden verstaan. Bijvoorbeeld voor wat betreft de groothandel in textielgoederen. Daarvoor lijkt dan echter weer in de beoordeling van hoofdzakelijkheid te worden aangesloten bij het omzetcriterium.

Het ontbreken van de toets van hoofdzakelijkheid

Over de mate waarin de activiteiten van een onderneming onder een Verplichtstellingsbesluit kwalificeren, ontstaat nogal eens discussie. Bijvoorbeeld wanneer in een besluit géén hoofdzakelijkheidscriterium is opgenomen, zoals bij Bpf MITT. Een aansluitplicht ontstaat dan in beginsel van rechtswege zodra activiteiten in de zin van het Verplichtstellingsbesluit worden verricht. Ondanks dat dit mogelijk slechts een gering percentage betreft. Hierover wordt in de jurisprudentie dan ook vaak gediscussieerd, waar door een enkele rechtbank inmiddels enige ondergrens is aangenomen. Een wijziging van het Verplichtstellingsbesluit van Bpf MITT lijkt ook aanstaande.

Conclusie

Afhankelijk van het hoofdzakelijkheidscriterium kan een toets aan het Verplichtstellingsbesluit plaatsvinden. Waar het ene bedrijfstakpensioenfonds daarvoor aansluit bij de behaalde omzet, kijkt het andere fonds naar de aan de activiteiten bestede arbeidsuren of het loonbedrag. Een verschuiving van het aantal arbeidsuren, de behaalde omzet, of het loonbedrag in enig jaar is niet ondenkbaar. Wanneer reeds een vermoeden bestaat dat de activiteiten van de onderneming mogelijk kwalificeren onder het Verplichtstellingsbesluit van een bedrijfstakpensioenfonds, is het zaak hier alert op te zijn en te blijven. Immers kan de toets in enig jaar anders uitvallen, waardoor van rechtswege een aansluitplicht kan ontstaan of komen te vervallen. Dit brengt de nodige financiële gevolgen met zich mee.

Daarbij bestaan tegenwoordig steeds meer gecombineerde ondernemingen, waarin verschillende activiteiten worden uitgevoerd of werkzaamheden verricht. Hierdoor kunnen meerdere bedrijfstakpensioenfondsen gesignaleerd worden. In de beoordeling van een mogelijke aansluitplicht, kan het hierdoor zijn dat aan verschillende criteria dient te worden getoetst. Én kan een aansluitplicht op enig moment verschuiven naar een ander bedrijfstakpensioenfonds door een verandering in arbeidsuren, behaalde omzet of het loonbedrag. Hierover kan Gommer Advocaten uiteraard adviseren.

Bekijk hier het stappenplan van een Bpf-check!

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*