Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Nieuwsbrief

Geplaatst op 29 juli 2020

De pensioenuitvoerder – en niet de werkgever – wijzigt de pensioenregeling. Mag dat zomaar?

Vanaf de datum van zijn indiensttreding bouwde de werknemer in kwestie pensioen op in een collectieve pensioenregeling. Laten we deze regeling ‘de A-regeling’ noemen. Deze regeling is vervolgens, in 2001, beëindigd en premievrij gemaakt. De werknemer heeft daarna, in 2002, een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten met zijn werkgever; eveneens inhoudende een nieuwe pensioenregeling, de ‘B-regeling’. Dit was een zogenaamde streefregeling.

Vervolgens heeft de pensioenuitvoerder, a.s.r., in 2013 voornoemde ‘B-regeling’ gewijzigd in een beschikbare premieregeling, met als toezegging een vaste premie en handhaving van minimaal het verzekerd kapitaal onder de B-regeling. Reden voor deze wijziging was dat a.s.r. geen streefregelingen meer uitvoerde. Deze nieuwe collectieve pensioenregeling noem ik de ‘C-regeling’.

Naar de rechter

De werknemer kon zich echter helemaal niet vinden in deze wijziging – want financieel nadeliger, zo meende hij – en sleepte zijn werkgever voor de rechter. Deze wijziging is in strijd met artikel 19 van de Pensioenwet (een wijziging mag enkel op grond van een zwaarwichtig belang), was de essentie van het verweer. Daarnaast had de werkgever de ‘B-regeling’ moeten aanpassen vóór a.s.r. de regeling omzette in de ‘C-regeling’. Een en ander omdat er sprake zou zijn van een fiscale onjuistheid. De werkgever had – ondanks een in de overeenkomst opgenomen wijzigingsmogelijkheid – te lang stilgezeten, aldus de werknemer; met als gevolg een voor hem nadelige ‘C-regeling’ bedacht door a.s.r.

Wat vindt de rechter in hoger beroep hiervan?

Het Hof kan zich helemaal niet vinden in het standpunt van de werknemer. De pensioenovereenkomst is namelijk ‘gewoon’ volgens de fiscale regels uitgevoerd – en de werknemer maakt vervolgens simpelweg niet duidelijk waarom er dan wél sprake zou zijn van fiscale onjuistheden. Bovendien blijkt uit correspondentie tussen de werkgever en a.s.r. dat de wijziging geen fiscaal voorgeschreven (of door a.s.r. verplicht gesteld) wijzigingsvoorstel was, maar slechts een voorstel tot het expliciet opnemen in het betreffende pensioenreglement van de al toegepaste fiscaal voorgeschreven regels.

‘‘Niet valt in te zien waarom de werkgever de pensioenregeling op een voor haar ongunstige wijze zou hebben moeten wijzigen en ASR verlangde dat ook niet van de werkgever’’, aldus het Gerechtshof.

En hoe zit het dan met de strijdigheid met artikel 19 Pensioenwet? Ook in hoger beroep betwist de werknemer dat zijn werkgever een zwaarwichtig belang had bij de wijziging. De werkgever stelt echter dat hier wel degelijk sprake van is, verwijzend naar het feit dat a.s.r. niet langer de polis wilde voeren. Merkwaardig is vervolgens dat de werknemer, in tegenstelling tot de werkgever, zijn standpunt niet nader beargumenteerd. Sterker nog, er wordt in hoger beroep niet eens ingegaan op het oordeel van de kantonrechter dat de omzetting van de ‘B-regeling’ naar de ‘C-regeling’ voor de werknemer financieel gezien helemaal niet nadelig was; het te verzekeren kapitaal werd zelfs verhoogd!

Slotsom is dat de werknemer achter het net vist. De regeling is in casu rechtsgeldig gewijzigd op initiatief van de pensioenuitvoerder. En het gegeven dat er onvoldoende sprake zou zijn van een zwaarwichtig belang, is door de werknemer niet hard gemaakt.

mr. Matthijs Reek

Heeft u vragen over dit artikel, laat het ons weten.

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*