Geplaatst op 22 december 2022
Bijzonder partnerpensioen; wel of geen terechte toekenning?
In een arrest van het Gerechtshof Den Haag stond onlangs de toekenning van een bijzonder partnerpensioen centraal. Het Hof boog zich over de uitleg en afsplitsing van het bijzonder partnerpensioen. Door middel van een voorlopig oordeel gaf het Hof haar uitleg aan het toenmalige pensioenreglement en de daaruit voortvloeiende rechten en aanspraken.
Feiten en omstandigheden
De betrokken partners hadden in januari 1997 een samenlevingsovereenkomst gesloten. De partners hebben elkaar aangewezen als gerechtigde voor het partnerpensioen. De deelnemende partner heeft zijn partner vervolgens aangemeld in de pensioenregeling en na de beëindiging van de relatie in 2001 ook weer afgemeld. Door de pensioenuitvoerder is vervolgens een deel van het pensioen afgesplitst voor een bijzonder partnerpensioen.
In een geschil voor de kantonrechter werd een verklaring voor recht gevorderd dat de pensioenuitvoerder in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht. Er zou zonder grondslag en overleg een bijzonder partnerpensioen zijn toegekend aan de ex-partner. Daartoe werd tevens een ongedaan making met terugwerkende kracht gevorderd.
Hoger beroep
Na een afwijzing van de vorderingen door de kantonrechter, werd in hoger beroep een vernietiging van het vonnis gevorderd. Volgens appellant is ten onrechte een deel van zijn pensioen afgesplitst, omdat er op grond van de samenlevingsovereenkomst en pensioenregeling geen recht zou zijn op bijzonder partnerpensioen. Met het doorgeven van de beëindiging van de relatie, zou geen aanspraak meer kunnen worden gemaakt op een partnerpensioen. Dit zou ook zo niet zijn gecommuniceerd. De afsplitsing dient volgens appellant dan ook ongedaan te worden gemaakt, dan wel dient de pensioenuitvoerder een schadevergoeding te betalen.
Door de pensioenuitvoerder en de ex-partner werd verweer gevoerd. Het recht op bijzonder partnerpensioen dient volgens de pensioenuitvoerder beoordeeld te worden aan de hand van de samenlevingsovereenkomst en het pensioenreglement. Zie hiervoor meer specifiek artikel 15.3 van het Pensioenreglement B.
Overweging Hof
Het Hof overweegt dat in 2001 nog geen wettelijk recht bestond op bijzonder partnerpensioen voor samenwonende partners. Dit (mogelijke) recht is ingevoerd bij de inwerkingtreding van de Pensioenwet in 2007. Dit was afhankelijk van het toenmalige pensioenreglement, nu daar in de samenlevingsovereenkomst bij werd aangesloten.
Tot 1 januari 1998 nam appellant deel aan een algemeen verbindend verklaarde (partner-)pensioenregeling. Dit reglement kende geen recht op bijzonder partnerpensioen voor samenwonende partners, hetgeen de toepassing van de Overgangsregeling ook niet anders maakte.
Vanaf 1 januari 1998 tot aan het einde van de samenleving in december 2001 was een ander reglement van toepassing. In artikel 15.3 van het reglement werd (onder voorwaarden) een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen toegekend. Dit artikel wordt door het Hof (voorlopig) uitgelegd in het licht van andere artikelen uit het pensioenreglement. Volgens het Hof gaat het om een aanspraak in het geval de deelnemer overlijdt vóór zijn pensioendatum.
Het pensioenreglement kent twee verzekeringen voor het partnerpensioen
Één verzekering voor overlijden gedurende de deelname en één verzekering voor overlijden vanaf de pensioendatum. Voor de toekenning van het bijzonder partnerpensioen (op grond van artikel 15.3) is volgens het Hof relevant dat dit enkel ziet op de verzekering voorafgaand aan de pensioendatum. Daarvoor wordt door het Hof ook verwezen naar het partnerbegrip in het reglement, waaronder niet tevens de gewezen partner kan worden verstaan.
Aangezien appellant inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, is het aannemelijk dat de aanspraak op bijzonder partnerpensioen (ingevolge artikel 15.3) inmiddels niet meer van toepassing is. Aldus het Hof in haar voorlopige oordeel. Dit aangezien de eerste verzekering op de pensioendatum dan is komen te vervallen. Dat er op grond van de pensioenregeling op de pensioendatum voor kan worden gekozen om een nieuwe partnerpensioenverzekering af te sluiten, betekent niet dat de ex-partner daardoor tevens een aanspraak krijgt op bijzonder partnerpensioen.
Conclusie
Aangezien het Hof een voorlopig oordeel geeft, mogen Partijen zich nog uitlaten over (onder andere) de uitleg van het pensioenreglement. Hierdoor is het nog de vraag hoe het reglement precies zal worden uitgelegd. Appellant heeft zijn partner keurig aan- en afgemeld in de pensioenregeling, waarvan het partnerpensioen op risicobasis was verzekerd. Desondanks werd door de pensioenuitvoerder een bijzonder partnerpensioen toegekend en afgesplitst. Mede door de communicatie vanuit de pensioenuitvoerder, was appellant ervan uitgegaan dat de aanspraak van zijn ex-partner op het bijzonder partnerpensioen was komen te vervallen. Dit arrest illustreert eens te meer dat de toepassing en uitleg van het pensioenreglement voor discussie vatbaar is. Bij twijfel over de rechten en aanspraken in de pensioenregeling, is het dan ook verstandig om tijdig aan de bel te trekken. Hierover kan Gommer & Partners Pensioen Advocaten u uiteraard adviseren.
Dit artikel is geschreven door mr Suus van Ingen.