Geplaatst op 27 juli 2021
Boon/Van Loon; verdeling van pensioen bij scheiding blijft actueel
Hoewel de uitwerking van het Boon/Van Loon-arrest met de komst van de Wet VPS per 1 mei 1995 is komen te vervallen, blijft het arrest actueel. Dit omdat scheidingen die tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995 zijn uitgesproken pensioenaanspraken omvatten die momenteel tot uitkering komen.
Wat was er aan de hand?
Recentelijk heeft Gerechtshof ’s-Hertogenbosch[1] zich weer over de werking van het arrest uitgelaten. Wat is de basis van het arrest? Als partijen onder gemeenschap van goederen gehuwd waren, viel het pensioen in de gemeenschap. Uitgegaan werd van de volledige waarde van het pensioen (zowel het ouderdoms- als het partnerpensioen) op het moment van scheiding. Deze waarde moet bij helfte verdeeld worden, tenzij de redelijkheid en billijkheid tot een andere verdeling leidt. De aan de gewezen partner toekomende helft van de totale omvat de gehele waarde van het partnerpensioen. Het restant is voor het ouderdomspensioen, waarbij dit deel onmiddellijk uitbetaald kan worden, omgezet kan worden in een lijfrente, danwel een voorwaardelijk recht op ouderdomspensioen oplevert. Dit recht gaat in als de pensioengerechtigde met pensioen gaat. De meeste voormalige echtelieden hebben voor deze laatste optie gekozen. Zo ook in de onderhavige kwestie.
Rechtbank
Het bijzondere in deze kwestie is echter dat de pensioengerechtigde inmiddels overleden is en de ex-partner de kinderen en latere echtgenote van de pensioengerechtigde aanspreekt. De kinderen zijn niet verschenen en refereren zich aan het oordeel van de Rechtbank en het Gerechtshof. De nieuwe partner beroept zich o.a. op rechtsverwerking, welk beroep door de Rechtbank is gehonoreerd. Redenen hiervoor waren o.a. dat de ex-partner in 1994 al op de hoogte was van haar recht op pensioen – zij toen ook werd bijgestaan door een advocaat – zij het pensioenfonds in 2003 nogmaals heeft aangeschreven – ook hebben de ex-partner en pensioengerechtigde later opnieuw een relatie gehad, op het moment dat de pensioengerechtigde met pensioen ging, desondanks heeft zij toch tot 2016 gewacht om aanspraak te maken op een deel van het pensioen. Het had echter op haar weg gelegen om in 2003, danwel toen ze hoorde van de pensionering aanspraak te maken op het pensioen. Daarnaast ontvangt zij momenteel een groter bijzonder partnerpensioen dan het partnerpensioen van de nieuwe echtgenote.
In hoger beroep
In hoger beroep komt er een nieuw element bij. De nieuwe echtgenote stelt dat het pensioen al verrekend is met de opbrengst van de echtelijke woning van de ex-partner en de pensioengerechtigde. Bij tussenarrest is de ex-partner in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. De ex-partner toont aan dat dit niet het geval is. Vervolgens moet het Gerechtshof zich alsnog uitlaten over de verrekening van het pensioen. In dat kader moet de rechtsverwerking opnieuw beoordeeld worden. Stilzitten is daarvoor onvoldoende. Het Gerechtshof volgt echter de rechtbank dat uit de feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat de ex-partner het vertrouwen heeft gewekt haar aanspraken niet meer geldend te maken én de nieuwe echtgenote wordt benadeeld door het alsnog geldend maken. De vorderingen worden dan ook afgewezen.
Deze arresten laten zien dat 40 jaar na Boon/Van Loon het arrest nog altijd zeer actueel is!
[1] Tussenarrest 23 februari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:522 en eindarrest d.d. 20 juli 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2281
Wilt u meer weten over echtscheidingen? Op onze website treft u hierover meer informatie aan per periode c.q. geldende wetgeving. Lees hier snel verder.