Geplaatst op 31 mei 2021
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Nederlanders worden steeds ouder en blijven daarbij ook nog eens langer gezond. Daarom is enkele jaren geleden besloten dat een pensioendatum van 65 jaar niet langer passend was. Het doel werd langer doorwerken en dus later met pensioen. Dat is echter niet voor iedereen en alle beroepen haalbaar. Om die reden zijn in de afgelopen periode de mogelijkheden onderzocht voor gezond werken naar de pensioengerechtigde leeftijd. Dit zien we ook terug in het pensioenakkoord, nu uitgewerkt in het voorstel Wet Toekomst Pensioenen. Er zijn zowel maatregelen opgenomen, die zien op ondersteuning bij eerder uittreden als maatregelen ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid.
De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen (hierna Wet) is op 17 november 2020 door de Tweede Kamer aangenomen en vervolgens op 12 januari 2021 zonder stemming door de Eerste Kamer. Deze wet ziet op de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof. Derhalve drie maatregelen die tot doel hebben om werknemers meer keuze te bieden bij (flexibele) pensionering en om werknemers eerder te laten stoppen met werken. In dit artikel wordt met name ingegaan op het bedrag ineens (inwerkingtreding 1 januari 2023) en de regeling vervroegde uittreding (inwerkingtreding 1 januari 2021).
Tot 10% van opgebouwd pensioen ineens opnemen
Via de wet wordt het mogelijk gemaakt dat (voormalig) deelnemers in een pensioenregeling ten hoogste 10% van de waarde van hun opgebouwde ouderdomspensioen ineens kunnen opnemen op de pensioeningangsdatum. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- Afkoop is een keuzerecht voor de deelnemer, de pensioenuitvoerder is verplicht om hieraan mee te werken;
- Er mag maximaal 10% in een keer op pensioendatum worden opgenomen, minder mag dus ook. Bij deeltijd pensioen mag er telkens 10% van het deel van het pensioen dat ingaat worden afgekocht;
- Het is niet mogelijk om zowel 10% op pensioendatum op te nemen en ook te kiezen voor oog/laag (pensioen dat gedurende een bepaalde periode eerst hoger is en daarna lager). De reden hiervoor is dat de deelnemer anders op termijn mogelijk een te laag pensioen krijgt en er een beroep moet worden gedaan op sociale uitkeringen;
- Het pensioen dat na de afkoop van 10% resteert, moet meer zijn dan € 503,24 bruto per jaar;
- Als door de afkoop het partnerpensioen lager wordt, is de toestemming van de partner vereist.
Deze mogelijkheid heeft wel een tweetal aandachtspunten. Allereerst dat het bedrag ineens direct belast is met loonheffing. Het afkopen kan leiden tot een hoger belastbaar inkomen en dus mogelijk een hoger belastingtarief. Om die reden is een extra afkoopmoment toegevoegd in een nota van wijziging. Dit zorgt ervoor dat de gepensioneerde gebruik kan maken van de opname ineens wanneer dit hem beter uitkomt. De deelnemer aan de regeling krijgt voorafgaand aan zijn gewenste pensioeningangsdatum de keuze of hij een bedrag ineens wil opnemen op zijn pensioeningangsdatum of later, in de maand februari van het jaar volgend op het jaar waarin hij de AOW-leeftijd bereikt.
Daarnaast telt volgens de Wet een opname ineens mee voor de inkomenstoets van de inkomensafhankelijke toeslagen. Daar moet de werknemer zich dus bewust van zijn.
Geen rvu-heffing bij ontslag
Volgens de wet wordt het voor werkgevers en werknemers makkelijker om af te spreken dat werknemers kort voor pensioendatum uit dienst treden. De zogenoemde RVU-heffing, een door werkgevers te betalen heffing over ontslagvergoedingen kort voor pensioendatum, komt te vervallen als voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Dit zijn de volgende voorwaarden:
- De regeling mag maximaal 3 jaar voor de AOW-leeftijd ingaan;
- Het totale bedrag mag in een keer of in meerdere termijnen worden verstrekt;
- De regeling is beperkt in duur. De uiterste datum waarop werkgevers en werknemers een RVU kunnen overeenkomen is 31 december 2025. De laatste uitkering is dus uiterlijk 31 december 2028;
- De regeling is per 1 januari 2021 in werking getreden;
- De hoogte van de uitkering is onafhankelijk van het oorspronkelijke inkomen, arbeidsverleden en/of fulltime of parttime dienstverband;
- De regeling is toegankelijk voor iedereen.
Hoogte uitkering genoeg voor vervroegde uitkering?
De hoogte van de uitkering is dus maximaal € 22.164,- per jaar (2021). De werkgever moet dit zelf financieren. De uitkering mag maximaal drie jaar worden verstrekt. De werkgever kan de uitkering ook één of twee jaar verstreken, zodat de kosten lager zijn of maandelijks betalen, hetgeen een spreiding van de kosten met zich meebrengt. Als het bedrag aan RVU voor een werknemer te weinig is om eerder met pensioen te kunnen gaan, dan zal een werknemer eigen financiële middelen moeten inzetten of zijn pensioen flexibiliseren. Zo kan de werknemer bijv. een deel van het ouderdomspensioen eerder laten uitkeren of kiezen voor de hoog-/laagconstructie, zodat de eerste paar jaar een hoger pensioen wordt ontvangen en later een lager pensioen. Uiteraard kan ook spaargeld worden ingezet. Een andere optie is het inzetten van opgespaard verlof, waarover hierna meer en tot slot kan de werknemer kan ook bovenstaande afkoopmogelijkheid kiezen op pensioendatum. De mogelijkheid om daarnaast te kiezen voor een pensioenuitkering die eerst hoger is en daarna lager vervalt dan, zoals reeds vermeld, wel.
Naast de tijdelijke RVU-uitkering blijft ook demotie mogelijk. Werknemers kunnen dan maximaal 50% minder gaan werken. Het salaris mag dan worden aangevuld door de werkgever. Pensioenopbouw blijft mogelijk tot maximaal het oorspronkelijke salaris.
Uitbreiding verlofsparen
Tot slot is de mogelijkheid van verlofsparen per 1 januari 2021 uitgebreid. Tot dat moment was het werknemers mogelijk om tot 50 weken aan betaald verlof op te bouwen, zonder dat op het moment van opbouw van dat verlof belasting wordt betaald. Die belasting wordt betaald als een werknemer betaald verlof opneemt. Op grond van de wet is deze periode verruimd tot 100 weken. Hierdoor kunnen werknemers tot 2 jaar eerder stoppen met werken en betaald verlof ontvangen. Gespaard kan bijvoorbeeld worden uit overwerk, onregelmatigheidstoeslag en niet gebruikte bovenwettelijke vakantiedagen. Immers, wettelijke vakantiedagen vervallen in principe een half jaar na het kalenderjaar waarin deze zijn opgebouwd. Bovenwettelijk vakantiedagen vervallen na vijf jaar. Echter, hiervan kan bij cao of schriftelijke overeenkomst afgeweken worden.
Conclusie
De Wet biedt de nodige flexibiliteit om tot een persoonlijke pensionering te komen. Dit vraagt uiteraard wel om voldoende middelen, bij zowel werkgever als werknemer. Daarnaast is ook communicatie rondom deze onderwerpen heel belangrijk. Vanaf 1 januari 2021 geldt de vrijstelling van de RVU-heffing en de verruiming van het verlofsparen. Werkgevers en werknemers dienen hier vanaf heden rekening mee te houden bij nieuwe (collectieve) arbeidsvoorwaarden of een naderende pensioendatum. Vanaf 1 januari 2023 is het mogelijk om tot 10% van het pensioen ineens op te nemen. Pensioenuitvoerders moeten tijdig beginnen met het hierover informeren van hun (voormalig) deelnemers.