Geplaatst op 01 december 2020
Rechtbank Oost-Brabant laat zich uit over de werkingssfeer van Metalektro
In een vonnis van begin dit jaar, maar recentelijk gepubliceerd heeft Rechtbank Oost-Brabant zich uitgelaten over de werkingssfeer van Metalektro. Waar ging het in de kwestie over. Een onderneming vindt dat zij niet onder de werkingssfeer valt, al helemaal niet nadat een externe adviseur tot dezelfde conclusie is gekomen. In eerste instantie legt Metalektro zich hierbij neer, maar na ontvangst van nieuwe informatie komt het pensioenfonds opnieuw in de lucht en wenst de onderneming met terugwerkende kracht tot 2000 aan te sluiten. In de procedure wordt dan ook een verklaring voor recht gevorderd en voorwaardelijk incidenteel het verzoek aan de onderneming om aanvullende informatie aan het pensioenfonds te verstrekken, om de aansluitverplichting te kunnen vaststellen.
Feiten en omstandigheden
Het bedrijf is van oorsprong een ingenieursbureau dat zich steeds meer is gaan specialiseren op de ontwikkeling van de nieuwste hightech technologieën en het uitbreiden van de verschillende technologische specialisaties onder haar dak, met als extra service de mogelijkheid tot productie. Metalektro is van mening dat als gevolg van de productie optie, de onderneming vanaf 2000 onder de werkingssfeer valt. Partijen zijn het er in ieder geval over eens dat het aantal arbeidsuren bepalend is voor de toepasselijkheid van de verplichtstelling. Ook zijn partijen het er over eens dat de onderneming de R&D activiteiten apart vermarkt en daarmee ook omzet genereert. De vraag alleen is hoe de uren van R&D meegenomen moeten worden, rekening houdend met het Vector en Adimec arrest. Met andere woorden vormen de R&D-activiteiten de kern en het zwaartepunt van de onderneming en zo ja, voor welk deel?
Overwegingen rechtbank
Wat doet de rechtbank hiermee? De rechtbank knipt de procedure in een aantal fases. De verplichtstelling is per 30 september 2015 gewijzigd. Een dergelijke wijziging kan volgens de rechtbank geen terugwerkende kracht kennen, nu werkgevers moeten kunnen weten vanaf wanneer zij onder de verplichtstelling vallen. Tot dat moment moet dan ook bepaald worden of de R&D-activiteiten de kern van de onderneming vormden.
De eerste periode waarin de rechtbank dit onderzoekt is die van 2000 – 2011. De onderneming heeft ingebracht, en dat wordt door het pensioenfonds onvoldoende weerlegt, dat R&D voor haar klanten kenmerkend is voor de onderneming en dat zij daarmee onderscheidend is ten opzichte van andere bedrijven. Ondanks de aankoop van een productielijn in 1999/2000, zijn de R&D-activiteiten daarmee niet ondergeschikt en afhankelijk geworden van de productie. De onderneming hield zich dus in de betreffende periode niet in de kern bezig met werkzaamheden die onder de verplichtstelling vallen.
Dan de periode 2011 tot heden. Vaststaat dat ook in deze periode de R&D-activiteiten tot omzet leiden en apart vermarkt worden. Tot 1 januari 2015 wordt altijd het merendeel van de uren besteed aan R&D. Om die reden kan van een aansluitverplichting geen sprake zijn. In 2015 volgt de wijziging van de verplichtstelling. De onderneming heeft aangegeven niet exact te weten of een opdracht tot productie voortvloeit uit een productie tot ontwikkeling. Wel weet ze dat de meeste opdrachten tot een ontwerp ook leiden tot een opdracht tot productie. Exacte percentages hiervan heeft de onderneming echter niet. Hieruit blijkt echter wel dat meer dan 50% van de R&D uren toegerekend kan worden aan productie. Daarmee valt de onderneming vanaf 2016 onder de verplichtstelling. Voor het jaar 2015 mag de werkgever zich bij akte uitlaten over het aantal FTE’s R&D en productie tot 30 september 2015 en in de periode daarna, waarbij in die fase R&D voor 50% wordt toegerekend aan productie. Hierbij moeten de (overige) ondersteunende functies op grond van het Vector-arrest pro rata toegerekend worden.
Conclusie
Deze uitspraak laat een aantal belangrijke zaken zien. Een wijziging van de verplichtstelling heeft geen terugwerkende kracht. Een pensioenfonds moet soms afgaan op de beschikbare (openbare) informatie. Dat is voldoende voor haar stelplicht. Echter, bij een specifiek verweer c.q. weerlegging van de onderneming, is het wel aan het pensioenfonds om dit verweer vervolgens te weerleggen. Het is als werkgever, bij een aanschrijving door een pensioenfonds, van belang om goed de verschillende verplichtstellingen en fases in de onderneming te onderscheiden. Deze werkgever bereikt daarmee dat de aansluiting in ieder geval 16 jaar opschuift.
Heeft u vragen over dit artikel, wordt uw bedrijf verplichtgesteld om aan te sluiten bij een pensioenfonds of wilt u meer weten over een werkingssfeeronderzoek, wij zijn u graag van dienst.
U kunt ons telefonisch bereiken via telefoonnummer 013 – 507 07 40 of via onderstaand antwoordformulier, dan nemen wij zo snel mogelijk contact met u op.