Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Nieuwsbrief

Geplaatst op 21 oktober 2020

Pensioen in eigen beheer, afstorten na echtscheiding in een risicovolle onderneming

Bestaat er een recht op afstorting als sprake is van een risicovolle onderneming, pensioen in een pensioen b.v. en een sterke afname van de beschikbare middelen in de pensioen b.v.? Hierover heeft de Hoge Raad zich recentelijk gebogen in haar arrest d.d. 16 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1631).

Wat was er aan de hand?

De man heeft pensioen opgebouwd in eigen beheer. Dit pensioen is ondergebracht in een pensioen B.V. Toen de man in 2007 met pensioen ging, bedroeg de commerciële waarde van het pensioen bijna 2 miljoen en beschikte de Pensioen b.v. over ruim 2 miljoen. Er was op dat moment derhalve voldoende dekking voor de opgebouwde pensioenrechten.

Vervolgens zijn partijen gescheiden en vraagt de vrouw afstorting van haar vereveningsrecht en bijzonder partnerpensioen. De man stelt zich op het standpunt dat zij hierop geen recht heeft, dan wel dat de onderneming over onvoldoende middelen beschikt. De holding en dochtermaatschappij waar de man directeur-grootaandeelhouder is, zijn risicovolle ondernemingen. Om die reden heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overwogen dat de man door te kiezen voor een pensioen b.v. heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Immers, op die manier zijn de pensioengelden weggehaald uit de risicovolle ondernemingen. Dat vervolgens, als gevolg van de crisis op de financiële markten en de wijziging van de rekenrente sprake is van onderdekking in de pensioen b.v. kan de man niet verweten worden, zo heeft het Gerechtshof geoordeeld.

Nu een groot deel van de middelen van de Pensioen b.v. bestaat uit een achtergestelde lening aan de dochter b.v., heeft het Gerechtshof geoordeeld dat de vrouw aanspraak heeft op afstorting van haar pensioenaanspraken. Zij mag immers niet afhankelijk blijven van het beleid van de man in de verschillende b.v.’s. Echter, nu sprake is van onderdekking, moeten de aanwezige middelen door partijen gedeeld worden in verhouding van hun pensioenaanspraken. De vrouw heeft dan ook volgens het Gerechtshof recht op de helft van de op 1 oktober 2017 aanwezige middelen voor afstorting van haar recht op ouderdomspensioen en aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Temeer nu de pensioen b.v. tot op heden altijd het aan de vrouw toekomende ouderdomspensioen heeft uitgekeerd.

De Hoge Raad

De man kan zich hierin toch niet vinden en heeft incidenteel beroep ingesteld bij de Hoge Raad. Het verwijt van de man is dat het Gerechtshof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het tijdsverloop en de uitkering aan de vrouw gedurende de procedure na 1 oktober 2017. Door alsnog 50% van de beschikbare middelen op 1 oktober 2017 toe te kennen, heeft het Gerechtshof teveel middelen aan de vrouw toegekend. Het Gerechtshof had de op het moment van afstorting beschikbare middelen bij helfte tussen partijen moeten delen. De Hoge Raad volgt de man hierin. Niet is gebleken dat het Gerechtshof de onderhavige stelling van de man in haar beoordeling heeft betrokken. Door enerzijds te stellen dat de beschikbare middelen gedeeld moeten worden tussen partijen en anderzijds de man te veroordelen de helft van de op 1 oktober 2017 beschikbare middelen af te storten voor de vrouw, is volgens de Hoge Raad sprake van een onvoldoende gemotiveerde beslissing van het Gerechtshof.

De Hoge Raad verwijst de kwestie dan ook naar Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Wordt dus vervolgd…

 

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*